1. De lidstaten zorgen ervoor dat de administratieve boeten die overeenkomstig dit artikel aan belangrijke en essentiële entiteiten worden opgelegd wegens inbreuken op deze richtlijn doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn, rekening houdend met de omstandigheden van elk afzonderlijk geval.
2. Naast de in artikel 32, lid 4, onder a) tot en met h), artikel 32, lid 5, en artikel 33, lid 4, onder a) tot en met g), bedoelde maatregelen worden administratieve geldboeten opgelegd.
3. Bij de beslissing of een administratieve boete moet worden opgelegd en bij de vaststelling van de hoogte ervan in elk afzonderlijk geval, wordt ten minste rekening gehouden met de in artikel 32, lid 7, genoemde elementen.
4. De lidstaten dragen er zorg voor dat essentiële entiteiten, wanneer zij inbreuk maken op artikel 21 of artikel 23, overeenkomstig de leden 2 en 3 van dit artikel worden onderworpen aan administratieve geldboeten van maximaal ten minste 10 000 000 EUR of van maximaal ten minste 2 % van de totale wereldwijde jaaromzet in het voorgaande boekjaar van de onderneming waaraan de essentiële entiteit toebehoort. entiteitEntiteit Een natuurlijke persoon of rechtspersoon die als zodanig is opgericht en erkend door het nationale recht van zijn vestigingsplaats en die in eigen naam rechten kan uitoefenen en verplichtingen kan hebben. Definitie volgens artikel 6 van Richtlijn (EU) 2022/2555 (NIS2-richtlijn) behoort, afhankelijk van welke hoger is.
5. De lidstaten zorgen ervoor dat aan belangrijke entiteiten die inbreuk maken op artikel 21 of artikel 23, overeenkomstig de leden 2 en 3 van dit artikel administratieve geldboeten worden opgelegd van maximaal ten minste 7 000 000 EUR of, indien dit bedrag hoger is, van maximaal ten minste 1,4 % van de totale wereldwijde jaaromzet in het voorgaande boekjaar van de onderneming waartoe de belangrijke entiteit behoort.
6. De lidstaten kunnen voorzien in de bevoegdheid om dwangsommen op te leggen teneinde een essentiële of belangrijke entiteit te dwingen een inbreuk op deze richtlijn te beëindigen in overeenstemming met een voorafgaand besluit van de bevoegde autoriteit.
7. Onverminderd de bevoegdheden van de bevoegde autoriteiten overeenkomstig de artikelen 32 en 33, kan elke lidstaat regels vaststellen betreffende de vraag of en in welke mate administratieve geldboeten kunnen worden opgelegd aan overheidsinstanties.
8. Wanneer het rechtsstelsel van een lidstaat niet in bestuurlijke boeten voorziet, zorgt die lidstaat ervoor dat dit artikel zodanig wordt toegepast dat de boete door de bevoegde autoriteit wordt geïnitieerd en door bevoegde nationale rechterlijke instanties wordt opgelegd, waarbij ervoor wordt gezorgd dat die rechtsmiddelen doeltreffend zijn en een gelijkwaardig effect hebben als de door de bevoegde autoriteiten opgelegde bestuurlijke boeten. De opgelegde boetes moeten in ieder geval doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn. De lidstaat stelt de Commissie uiterlijk op 17 oktober 2024 in kennis van de bepalingen van de wetten die hij overeenkomstig dit lid vaststelt, alsook onverwijld van alle latere wijzigingen of aanpassingen daarvan.