1. Indien zij gescheiden zijn, werken de bevoegde autoriteiten, het ene loket en de CSIRT's van dezelfde lidstaat met elkaar samen bij de nakoming van de bij deze richtlijn vastgestelde verplichtingen.
2. De lidstaten zorgen ervoor dat hun CSIRT's of, indien van toepassing, hun bevoegde autoriteiten, kennisgevingen van significante incidenten overeenkomstig artikel 23 en van incidenten, cyberdreigingen en bijna-incidenten overeenkomstig artikel 30 ontvangen.
3. De lidstaten zorgen ervoor dat hun CSIRT's of, indien van toepassing, hun bevoegde autoriteiten hun centrale aanspreekpunten in kennis stellen van meldingen van incidenten, cyberdreigingen en bijna-ongelukken die krachtens deze richtlijn worden ingediend.
4. Om ervoor te zorgen dat de taken en verplichtingen van de bevoegde autoriteiten, de centrale aanspreekpunten en de CSIRT's doeltreffend worden uitgevoerd, zorgen de lidstaten, voor zover mogelijk, voor passende samenwerking tussen deze organen en de rechtshandhavingsautoriteiten, gegevensbeschermingsautoriteiten, de nationale autoriteiten uit hoofde van Verordening (EG) nr. 300/2008 en Verordening (EU) 2018/1139, de toezichthoudende instanties uit hoofde van Verordening (EU) nr. 910/2014, de bevoegde autoriteiten uit hoofde van Verordening (EU) 2022/2554, de nationale regelgevende instanties uit hoofde van Richtlijn (EU) 2018/1972, de bevoegde autoriteiten uit hoofde van Richtlijn (EU) 2022/2557, alsmede de bevoegde autoriteiten uit hoofde van andere sectorspecifieke rechtshandelingen van de Unie, in die lidstaat.
5. De lidstaten zien erop toe dat hun bevoegde autoriteiten in het kader van deze richtlijn en hun bevoegde autoriteiten in het kader van Richtlijn (EU) 2022/2557 samenwerken en regelmatig informatie uitwisselen met betrekking tot de identificatie van kritieke entiteiten, met betrekking tot risico's, cyberdreigingen en incidenten, alsook met betrekking tot niet-cyberrisico's, dreigingen en incidenten die gevolgen hebben voor entiteiten die overeenkomstig Richtlijn (EU) 2022/2557 als kritieke entiteiten zijn aangemerkt, en met betrekking tot de maatregelen die in reactie op dergelijke risico's, dreigingen en incidenten zijn genomen. De lidstaten zien er tevens op toe dat hun bevoegde autoriteiten in het kader van deze richtlijn en hun bevoegde autoriteiten in het kader van Verordening (EU) nr. 910/2014, Verordening (EU) nr. 2022/2554 en Richtlijn (EU) 2018/1972 regelmatig relevante informatie uitwisselen, ook met betrekking tot relevante incidenten en cyberdreigingen.
6. De lidstaten vereenvoudigen de rapportering via technische middelen voor de in de artikelen 23 en 30 bedoelde kennisgevingen.